Column: Vergadering met de vertaalcommissie van Hegel
Iedereen die enigszins bekend is met de filosofie van Hegel begrijpt dat de vertaling van diens werk bepaald geen eenvoudige klus is. Willem Visser heeft voor Uitgeverij Boom deze taak op zich genomen, en afgelopen jaar is Hegels magnum opus Fenomenologie van de geest in nieuwe vertaling verschenen. Dit boek, met zijn beruchte duistere passages waarlangs het dialectische proces van de geest zich voltrekt, is bewierookt en vervloekt, maar geldt onbetwist als een van de belangrijkste werken in de westerse filosofie.
Meer dan een decennium na de publicatie van de Fenomenologie van de geest in 1807 publiceerde Hegel de Hoofdlijnen van de rechtsfilosofie. Komend voorjaar zal dit werk in het Nederlands verschijnen bij Uitgeverij Boom. Wederom neemt Willem Visser de vertaling op zich. Net als bij het vertalen van de Fenomenologie krijgt hij hulp van een vertaalcommissie, een team van Hegel-experts die de vertaalde passages van advies en commentaar voorzien. Voor de Rechtsfilosofie bestaat de commissie uit Herman van Erp, auteur van de bij Boom verschenen inleiding bij Hegel, Gerrit Steunebrink, specialist op het gebied van godsdienst- en cultuurfilosofie, en Willem Witteveen, rechtsgeleerde en politicus voor de Partij van de Arbeid. Alle heren hebben zich vanuit hun vakgebied intensief met het werk van Hegel beziggehouden. Tijdens het telefonisch interview met Willem Visser heb ik begrepen dat de gemoederen tijdens een vergadering behoorlijk kunnen oplopen. Het lezen en interpreteren van Hegels werk blijft een uitdaging. Ik ben erg benieuwd hoe een dergelijke bijeenkomst er aan toe gaat, al ben ik enigszins gerustgesteld door mail van Willem Visser: 'Beste Annemarije - goed dat je morgen langskomt. Meestal slaan we met de vuisten op tafel, maar met derden erbij zullen we ons gedragen. Groet, W.V.'
Het gezelschap maakt inderdaad een heel beschaafde indruk. Op de uitgeverij aan de Prinsengracht wachten de commissieleden in de glazen vergaderruimte, ook wel de vissenkom genoemd, op Willem Visser. Die komt een half uur later binnen en excuseert zich uitgebreid voor zijn vertraging, veroorzaakt door het Amsterdamse openbaar vervoer. Het wordt hem onmiddellijk vergeven: vertraging is niet van toepassing op deze vertaler, hij vertaalt sneller dan de commissie kan meelezen.
Voordat ik een aantal punten bespreek die tijdens de vergadering aan bod zijn gekomen, wil ik graag eerst heel kort ingaan op de Rechtfilosofie. In dit boek zet Hegel zijn belangrijkste opvattingen over vrijheid, moraal en zedelijkheid uiteen. Voor Hegel verschijnen de staat en maatschappelijke instituties als instanties die autonomie bevorderen en ondersteunen. Deze instanties belemmeren niet onze vrijheid, maar zijn noodzakelijk voor de verwerkelijking van een moderne vorm van ‘zedelijkheid’, ofwel goed leven. Door deze controversiële opvattingen neemt Hegels Rechtsfilosofie een vooraanstaande plaats in, zowel in de traditie van de politieke filosofie als in die van de ethiek.
Een invloedrijk werk dus, waar de betekenis en de relevantie nog steeds onderwerp van discussie zijn. Tijdens de vergadering kreeg ik een beter beeld van het proces van vertalen en realiseerde ik me hoeveel daarbij komt kijken. Zoals Willem Visser in ons interview al aangaf: Het is ontzettend monnikenwerk. Dat blijkt uit de selectie van punten die tijdens de bijeenkomst aan de orde zijn gesteld.
Uiteraard is er veel aandacht voor de juiste betekenis van specifieke woorden die de vertaler heeft gekozen. Ter illustratie, in paragraaf 58 staat 'De inbezitneming die voor zich niet werkelijk is, maar alleen mijn wil vertegenwoordigt is een met de zaak verbonden teken waarvan de betekenis moet luiden dat ik de zaak mijn wil heb opgelegd'. Commissielid Willem Witteveen valt over het woord opgelegd. Dit woord heeft volgens hem te veel de connotatie van bemeesteren. Beter zou zijn 'in de zaak mijn wil heb gelegd', aangezien de wil volgens Hegel op deze wijze haar objectieve gestalte krijgt. De overige commissieleden beamen dit en het advies wordt door Willem Visser aangenomen.
Ook bediscussieert de commissie of de gekozen termen adequaat zijn toegepast. In de Rechtsfilosofie komt het woord eigendom veelvuldig voor, maar is het de eigendom of het eigendom? Hoe wordt het verschil gehanteerd? Wouter van Gils, uitgever bij Boom, raadpleegt de Van Dale en stelt vast dat 'de eigendom' verwijst naar een abstract principe, terwijl 'het eigendom' concreet betrekking heeft op een object. De commissie is het erover eens dat het laatste van toepassing is op Hegels Rechtsfilosofie en adviseert Willem Visser om consistent te kiezen voor het eigendom.
Verder bespreekt de commissie vele zinnen en zinsneden met oog op de nauwkeurigheid en helderheid van de formulering, zoals in paragraaf 15: 'Daarbij is dat buiten de aandrift, de voorstelling; in het algemeen het zó, hoe dan ook, gevulde bewustzijn, dat de inhoud niet…'. Herman van Erp stelt een alternatieve vertaling voor: 'Toch is dat buiten de aandrift, de voorstelling; is het in het algemeen, hoe dan ook, bewustzijn, dat zo gevuld is, dat de inhoud niet…'. Het is niet direct duidelijk welke vertaling de voorkeur verdient. Eerst moeten de heren nagaan welk punt Hegel in deze paragraaf exact wil maken. Hegel stelt in deze passage dat de inhoud van het bewustzijn (of dat nou door de aandriften of door iets anders wordt bepaald), hoe dan ook van buiten komt. Willem Witteveen benadrukt dat het te prijzen is om dicht bij de tekst te blijven, maar dat het ook van belang is helder het punt over te brengen. Hegel is al moeilijk genoeg. Na het uitpluizen van verschillende edities slaagt de commissie erin om te komen tot een heldere formulering die dicht bij de originele tekst blijft.
Tot slot doen zich in de vertaling van het Duits naar het Nederlands af en toe specifieke moeilijkheden voor waar de commissie zich over moet buigen. Zo gebruikt Hegel in paragraaf 62 het woord unablosbar, dat in de eerste instantie is vertaald als 'niet inlosbaar', verwijzend naar de gevallen waarin de lasten niet inlosbaar zijn. Tijdens de vergadering stelt de commissie de term 'niet afkoopbaar' voor. Beide termen zijn echter niet helemaal passend en leveren zeker in een juridische context problemen op. Rechtsgeleerde Willem Witteveen stelt voor om de term als 'niet ophefbaar' te vertalen.
Belangrijker in dit verband is de verwarring die ontstaat door de vertaling van de term 'vervreemding'. Hegel gebruikt hiervoor twee begrippen, namelijk Entfremdung en Entausserung. Vooral de eerste term heeft door de invloed van Marx een sterke negatieve connotatie gekregen. Hoewel deze connotatie ongewenst is, is vervreemding wel de meest passende term, aangezien deze in het Nederlands wordt gebruikt in het recht waarover Hegel in deze context spreekt. Voor juristen is de term vervreemding dus geen probleem, maar de commissie vreest dat de Hegel-kenner van slag raakt. Willem Visser besluit er een noot aan te wijden die duidelijkheid moet verschaffen.
Bovengenoemde punten vormen slechts een heel kleine greep uit een indrukwekkende lijst met opmerkingen, alternatieven, commentaren en kritieken die tijdens de vier uur durende vergadering door de commissie zeer grondig zijn doorgenomen. Na de bijeenkomst beschikt Willem Visser over een imposante stapel aantekeningen waarmee hij nogmaals de Rechtsfilosofie van begin tot eind zal doornemen. Tijdens het vertaalproces komt de commissie een aantal keer bij elkaar en herziet de vertaler dus meerdere malen de gehele tekst. De inzet van deze heren heeft tot doel de Hoofdlijnen van de rechtsfilosofie binnenkort in toegankelijk helder Nederlands beschikbaar te stellen, zodat wij in onze eigen taal een oordeel kunnen vormen over Hegels invloedrijke werk.