Sloterdijks Sferen
Sferen I. Bellen – Globes bevat de eerste twee banden van de Duitse Sphären-trilogie.
Sferen II. Schuim bevat de derde en laatste band.
De Sferen-trilogie is Peter Sloterdijks imposante magnum opus, een boekwerk dat in de Duitse uitgave maar liefst 2573 pagina’s omvat en dat zonder meer een van de belangrijkste filosofische werken van onze tijd kan worden genoemd. Het is bovendien een verbeeldingsrijke filosofie met literaire en poëtische allure. Sloterdijk is filosoof zoals geen andere filosoof dat is, en dat zit hem vooral in de virtuoze en vindingrijke, volstrekt unieke en bovendien sprankelende wijze waarop hij de taal weet te mobiliseren. Daardoor weet hij perspectieven te openen die tot nog toe voor het denken gesloten bleven, op de allereerste plaats de sferische constitutie van al het menselijke, de grondgedachte van het hele sferenproject.
Die uitzonderlijke gave voor de taal en daarmee het vermogen om onvermoede fenomenen aan het licht te brengen, heeft Sloterdijk gemeen met een van zijn grootste leermeesters Martin Heidegger, zij het dat Sloterdijks literaire en poëtische talent veel groter is en zijn analytische precisie misschien wat minder. Maar daar staat een enorme reikwijdte en een duizelingwekkende encyclopedische kennis van nagenoeg alle dimensies van het menselijk bestaan en de menselijke cultuur tegenover.
Sloterdijk insisteert er steeds op dat hij zichzelf niet zozeer als filosoof pur sang verstaat maar meer als een filosofische schrijver. En de Sferen-trilogie was naar eigen zeggen oorspronkelijk ook bedoeld als een roman, in de zin van een grote Bildungsroman, of meer precies een Weltbildungsroman van de westerse geest, aangezien de mens voor Sloterdijk net als voor Heidegger het wereldvormende wezen is.
Maar terwijl Heidegger zich voornamelijk wijdde aan het analyseren van het menselijke ‘in-de-wereld-zijn’, is Sloterdijk vooral geïnteresseerd in het proces van het ‘ter-wereld-komen’ van de mens. Waarbij hij die wereld, ook weer anders dan Heidegger, die meer de temporele dimensie van het in-de-wereld-zijn onderzocht, heel nadrukkelijk in ruimtelijke zin denkt: in termen van de binnenruimtes waarin mensen hun bestaan voltrekken en die ze ook grotendeels zelf creëren en onderhouden, en ook steeds verder uitbreiden. De sferen uit de titel van het boek verwijzen naar dit soort binnenruimtes en de sferologie die Sloterdijk hierin ontvouwt, is wezenlijk een theorie over menselijke binnenruimtes. De mens is een sferen-bewonend en sferen-bouwend wezen en zonder die beschermende omhullingen zou de mens niet kunnen zijn wie hij is. ‘Wij zijn in een buiten dat binnenwerelden’ draagt, zo schrijft hij in het eerste deel van de Sferen-trilogie, getiteld Bellen. En die binnenwerelden begrijpt hij in de meest fundamentele zin als immuniseringen of immuunsystemen waardoor de mens zich als het ware tegen dat vreemde, kille, onherbergzame, onbekende en ungeheure buiten afweert en zich ertegen beschut.
Het is ook binnen de veilige en vertrouwde omgevingen van zijn sferen dat de mens volgens Sloterdijk tot mens is geworden. Die sferen zijn namelijk antropogene binnenruimtes waarin door allerlei gunstige terugkoppelingsmechanismen het van nature zeer onwaarschijnlijke wezen homo sapiens heeft kunnen ontstaan. Op grond hiervan beweert Sloterdijk dan ook dat het ‘waar’ van de mens ouder en oorspronkelijker is dan het ‘wat’ of het ‘wie’ (dat daar immers een product van is) en dat de sferologie bijgevolg de meest oorspronkelijke antropologie is, en wel als theorie van de menselijke zijnswijze, dat wil zeggen als onto-antropologie. Sferen zijn zo beschouwd ook de ‘broedkasten’ waarin mensen worden uitgebroed. Overigens gaat Sloterdijk daar pas uitgebreid op in in het derde deel van de Sferentrilogie, in het deel getiteld Schuim, maar vooral in zijn in 2001 verschenen essaybundel Nicht gerettet. Versuche nach Heidegger, een boek dat het zeker verdient om ook in het Nederlands te worden vertaald.
Het eerste deel van de Sferen-trilogie, Bellen, is gewijd aan de kleinere en intiemere microsferen waarin elk menselijk bestaan zijn aanvang neemt, te beginnen bij de oer-sfeer waar we allemaal uit zijn voortgekomen: de baarmoeder oftewel de uterus. Een van de meest fantastische leidende gedachten in het boek Bellen is dat alle grotere sferen die de mens in de loop van zijn evolutie en later ook zijn geschiedenis creëert – heel concreet: van hutten, huizen, dorpen, stammen en steden tot aan metropolen, volkeren, natiestaten en ruimtevaartuigen, maar ook meer abstract: religieuze en metafysische systemen – gevormd zijn naar het model van de uterus (en van de moeder-kind dyade die daarin gestalte krijgt) en dat alle sferopoiese bijgevolg kan worden opgevat in termen van een uteromimese: een poging om de binnenbaarmoederlijke conditie in het koude buiten te handhaven. Alle macrosferologie, het thema van het tweede deel van de Sferen-trilogie Globes, is uiteindelijk microsferologisch geïnspireerd en alle macrosferen zijn volgens Sloterdijk feitelijk grootschalige reconstructies van de microsferische uitgangs- en ideaalsituatie, projecties van kleine maar vertrouwde en veilige binnenwerelden op de onvertrouwde en vijandige buitenwereld. In dat opzicht zouden we het proces van globalisering, het thema van Het kristalpaleis, sferologisch kunnen beschouwen als expansie van de uterusconditie over de hele aarde, of anders gezegd een planetarisering van de baarmoedersituatie. Waarbij Sloterdijk zich overigens terdege bewust is van het feit dat de meeste aardbewoners van dit overdrachtsproces zijn buitengesloten.
Het tweede deel van de Sferentrilogie Globes gaat zoals gezegd over de macrosferen. In dit boek vertelt Sloterdijk het grote verhaal van de geschiedenis van (met name de westerse) mensheid als een proces van sferische oftewel sferopoietische expansie, waarbij menselijke gemeenschappen zich in steeds grotere gezamenlijke binnenruimtes gaan ophouden inclusief alle problemen die dit met zich meebrengt voor het individuele en collectieve bewustzijn, dat steeds gedwongen wordt zich aan te passen aan die alsmaar groter wordende binnenruimtes, die uiteindelijk de hele aarde in zich willen opnemen. ‘Formaatstress’ blijkt een chronisch probleem te zijn voor de mens, die in wezen een op kleine formaten georiënteerd wezen blijft.
Een ander thema van dit grote verhaal (en volgens Sloterdijk was het eigenlijke probleem van de ‘grote verhalen’ van de metafysica en moderniteit dat ze niet groot genoeg waren) is de ineenstorting van de metafysische monosferen, onder andere door de ontdekking van de aarde als onbeduidende planeet in een onherbergzaam en schier oneindig kosmisch buiten, waarop de immuniserende en uteromimetische symboliseringen van de metafysica en de religie onherroepelijk stukslaan. Voortaan ‘redt’ ons alleen nog het project van de technische immunisering, zo concludeert Sloterdijk in dit boek, en zullen we als planeetbewoners moeten leren leven in de polysferische wereld van de postmoderniteit, op een planeet bovendien waarop onze bestaanscondities steeds precairder beginnen te worden en die ons noodzaakt tot een groots collectief project, dat van de planetaire co-immunisering, zoals hij aan het einde van Je moet je leven veranderen stelt.
Die polysferische wereld is het onderwerp van het derde deel van Sferen, getiteld Schuim, dat vooral gaat over onze eigen tijd of zoals we vanuit Sloterdijks denken eigenlijk beter zouden kunnen zeggen: onze eigen ruimte. Volgens de auteur ervan zijn we nog altijd bezig om in deze globale, geglobaliseerde wereld ter wereld te komen, ja, bevinden we ons nog altijd in het geboortetrauma ervan en zijn de problemen waarmee we in die nieuwe wereld geconfronteerd worden feitelijk te groot voor ons. Maar zoals Sloterdijk keer op keer benadrukt, gegeven onze sferopoietische ‘natuur’ en de sferische expansie die van meet af aan kenmerkend is geweest voor de menselijke soort, behoort het tot mens-zijn om telkens weer te worden overbelast met problemen die te groot en te zwaar zijn om te kunnen worden opgelost, maar die desalniettemin toch moeten worden aangepakt. Tot nog toe heeft de mens dit dilemma altijd kunnen overwinnen.
Of dit Sloterdijks optimisme ten opzichte van onze kansen in het licht van de huidige globale crisis rechtvaardigt, is een vraag die ik hier in het midden wil laten. In elk geval zullen we voor de mogelijke beantwoording daarvan eerst kennis moeten nemen van zijn grote verhaal over de geschiedenis van de sfero-immunologische intelligentie en veerkracht van de mens, zoals uiteengezet in deze twee magistrale en monumentale boekwerken, op voortreffelijke wijze vertaald door Mark Wildschut.
Pieter Lemmens
Januari 2014
Peter Sloterdijk komt tijdens de Maand van de Filosofie naar Amsterdam als deelnemer aan de 'G8 van de filosofie'.