Kants Fundering voor de metafysica van de zeden
Fundering voor de metafysica van de zeden
Het is opmerkelijk dat de twee meest bekende en bestudeerde werken uit de geschiedenis van de ethiek allebei een speciale ontstaansgeschiedenis kennen. Zoals bekend is de Ethica Nicomachea geen eigen tekst van Aristoteles, maar een werk gebaseerd op aantekeningen van zijn leerlingen en waarschijnlijk uitgegeven door zijn zoon Nicomachus. Vast staat dat Kant veel aandacht besteedde aan de tekst van zijn Fundering uit 1785, maar tegelijkertijd is het een gelegenheidsgeschrift, waarmee Kant een belangrijke nieuwe weg inslaat. Terecht is de Fundering al heel lang een van Kants meest bestudeerde teksten: men vindt er zowel het centrale begrip van Kants ethiek, de categorische imperatief, als een ‘bewijs’ voor het bestaan van de ethiek. Toch presenteert Kant ons in de Fundering geen uitgewerkt ethisch systeem. Dat zal pas later gebeuren in de hier nog slechts aangekondigde ‘metafysica van de zeden’, een werk dat Kants omvangrijke doctrines van het recht en van de deugd zal omvatten.
In dit werk treffen wij dus ‘slechts’ de fundering van die metafysica aan. Toch is die voor Kant van het allergrootste belang, want voor hem betekent metafysica niet alleen de leer over het hoogste zijnde, maar ook de leer over het bovenste ‘behoren’: de morele wet. Heeft zo’n leer van de manier waarop mensen hun leven behoren in te richten eigenlijk wel een fundering nodig? Weten mensen niet min of meer vanzelf wat ze (eigenlijk) behoren te doen? Lange tijd meent Kant van wel. In het midden van de jaren zestig van de achttiende eeuw zoekt hij aansluiting bij de Schotse school van het morele zintuig en de morele smaak; hij stelt dat het uitgangspunt van de ethiek niet gelegen moet zijn in abstracte voorschriften, maar in de menselijke natuur. En even later, in de Kritiek van de zuivere rede van 1781, schrijft Kant dat wij bij het zoeken naar een antwoord op de vraag ‘wat behoor ik te doen?’ geen transcendentale fundering nodig hebben. Wat het ethische betreft kan de praktische rede gemakkelijk tot een hoge mate van juistheid worden gebracht. Dat is met de theoretische rede niet het geval is. Vanwege haar dialectisch karakter wordt de theoretische rede vaak tot metafysische misvattingen verleid, zoals omtrent het bestaan van God en de onsterfelijkheid van de ziel. Daarom is een ‘kritiek’ van de zuivere (theoretische) rede noodzakelijk.
Maar dan, kort na het verschijnen van de Kritiek van de zuivere rede, verandert Kant van inzicht. Ineens acht hij een kritiek in de vorm van een Fundering die vooraf moet gaan aan de ‘metafysica van de zeden’, wel degelijk noodzakelijk. Welke redenen waren er voor die overgang? Ten eerste twijfel bij Kant zelf, aangemoedigd door auteurs in zijn omgeving, of de (praktische) rede inderdaad wel in staat is om het ethisch goede aan te wijzen zonder eerst aan een grondige kritiek onderworpen te zijn. Misschien weten mensen weliswaar in eerste instantie wat het goede is, maar tegelijk bestaan er allerlei overwegingen die te maken hebben met het menselijk streven naar geluk, die hen van dat goede pad afleiden. Daarmee verbonden is het inzicht dat voor Kants ethiek leidend wordt, namelijk dat het natuurlijk streven van de mens naar geluk zeker niet vanzelfsprekend samenvalt met het ethisch goede. Maar als dat zo is, waaraan ontlenen de ethische plichten dan hun verbindend karakter? Daarmee is Kants probleem gesteld: hoe kan de praktische rede zelf, autonoom en zonder natuurlijke overwegingen verplichtend zijn?
Als gevolg van deze redenen slaat Kant in de Fundering een heel nieuwe richting in. Daarbinnen wil hij bewijzen dat de zuivere rede ‘praktisch’ kan zijn. Dat wil zeggen dat de rede zelf aan de oorsprong staat van ethische plichten, en dat dergelijke zuivere plichten geen hersenspinsel zijn. Dat nieuwe uitgangspunt komt duidelijk in de titel tot uiting. Kants Grundlegung zur Metaphysik der Sitten is inderdaad bedoeld als een fundering. Pas door het leggen van een stevig fundament komen de plichten van de mens ten opzichte van zichzelf en van anderen binnen de metafysica van de zeden vast te staan. Aan de hand van de begrippen goede wil, plicht, categorische imperatief en autonomie van de wil stelt Kant dus het ‘bovenste principe van de moraliteit’ vast om daarmee de menselijke plichten stevig te verankeren.
Zo wordt de Fundering het eerste werk binnen Kants kritische ethiek. Het fundament van de morele plichten wordt erdoor bepaald en die plichten worden dan vervolgens nader uitgewerkt in de (latere) metafysica van de zeden. Maar waarom spreekt Kant dan nog over een ‘metafysica van de zeden’ en niet gewoon over ‘zeden’ of ‘plichten’? Is een ‘metafysica van de zeden’ niet hetzelfde als wat wij onder ‘ethiek’ verstaan? Volgens Kant niet: de ‘Metaphysik der Sitten’ is voor hem slechts een onderdeel van de ‘ethiek’, namelijk het metafysische gedeelte ervan, dat nog moet worden aangevuld met een empirisch gedeelte dat de praktisch-empirische leer van de mens omvat. Kants ethiek is dus een omvangrijk geheel. De Fundering stelt het bovenste principe van de moraliteit vast in de morele wet die voor ons mensen een categorische imperatief is. Verder geeft dit werk de hoofdlijnen aan van de materiële ethiek die bestaat uit de plichten van de mens, ten opzichte van anderen en van zichzelf. In de metafysica van de zeden worden deze plichten veel uitvoeriger en systematischer behandeld, en ten slotte moeten die plichten, rechten en deugden in het licht van concrete, empirische mensen bezien worden. Daarmee is Kants ethiek een rijk geschakeerd geheel met een formeel principe, met een metafysisch overzicht van de plichten van de mens en met een morele antropologie. De Fundering staat aan het begin van die ontwikkeling. Ondanks haar beperkte omvang is dit rijke gelegenheidsgeschrift waarlijk klassiek geworden, niet alleen binnen de filosofie van Kant, maar binnen de ethiek in zijn algemeenheid.
Thomas Mertens verzorgde de vertalingen van, en schreef inleidingen bij Fundering voor de metafysica van de zeden, Naar de eeuwige vrede en Over de gemeenplaats.
Hier vindt u meer artikelen over Immanuel Kant.