Kritiek van het oordeelsvermogen, de voltooiing van Kants filosofie
Het navolgende beoogt een korte weergave te presenteren van de inhoud van de definitieve inleiding tot de Kritiek van het oordeelsvermogen van Immanuel Kant, en daarmee van het hele boek.
Eerst het probleem. Er is het gebied van de zintuiglijkheid of de natuur, waarvoor het verstand de constitutieve begrippen bevat. De kennis die we door middel van de zintuigen over de empirische werkelijkheid verwerven, noemt Kant ervaring. Die constitutieve begrippen (of categorieën) zorgen ervoor dat er binnen het geheel van de ervaring absoluut zekere verbanden zijn, zoals causaliteit. Het omgekeerde geldt ook: door de categoriale structuur van ons kenvermogen moeten we zekere verhoudingen in de natuur bijvoorbeeld als causaal bepaald zien. De natuur heeft een bovenzintuiglijk substraat, het beruchte Ding an sich. Daartegenover ligt het gebied van de vrijheid. Dat is bovenzintuiglijk. De wetgever is er de praktische rede. Voor zover het menselijk subject de zedenwet, de evenzeer beruchte categorische imperatief, gehoorzaamt, is het vrij van de causale keten, en heeft deel aan de bovenzintuiglijke of noumenale wereld. De effecten van zijn handelen maken echter weer deel uit van de wereld der verschijningen en hun wetten; van de empirische werkelijkheid. De vraag is nu of, en hoe, we uitgaande van de eenheid van het noumenale aan de subjectzijde en dat aan de objectzijde, een brug kunnen slaan over de ‘onafzienbare kloof’ tussen het gebied van het vrijheidsbegrip en dat van het natuurbegrip. Met andere woorden: kan het noumenale invloed krijgen op de wereld die we om ons heen zien, en zo ja, hoe?
Kant begint met te zeggen dat die invloed er móet zijn. En dus kan die invloed er zijn, mogen we er in gedachten aan toevoegen. We moeten en kunnen de natuur zó denken, alsof er een zedelijk doel aan ten grondslag ligt, en het middel daartoe is de instantie die tussen rede en verstand in staat, namelijk het oordeelsvermogen.
In de zuivere filosofie heeft het oordeelsvermogen geen eigen status en geen eigen principes; het dient de rede of het verstand. De algemene functie ervan is het rangschikken van het bijzondere onder het algemene. Het kan constitutief zijn, namelijk wanneer het door middel van zuivere verstandsbegrippen de objectieve eenheid van de ervaring sticht – in dienst van het verstand het bijzondere door het algemene bepaalt. ‘Kritiek’ had voor Kant in de filosofie de betekenis die volgt uit de etymologie van het woord. Het stamt af van het Griekse werkwoord ‘krinein’, wat onder andere ‘afzonderen’ of ‘scheiden’ betekent: Kant wilde in het algemeen de rechtmatige aanspraken van de rede scheiden van de onrechtmatige. Welnu, een kritiek van dit oordeelsvermogen is onmogelijk, omdat het zélf geen constitutieve a priori-principes heeft – ook al kan het die gebruiken.
Een tot dan toe veronachtzaamde functie van het kenvermogen gaat echter de omgekeerde weg: het zoeken van het algemene bij het bijzondere. Deze weg van het bijzondere naar het algemene kan niet bepalend en constitutief zijn; hij is subjectief en regulatief. Kant noemt dit kenvermogen het reflecterend oordeelsvermogen, en de oordelen ervan reflexief. Het reflecteert op het gegevene. Dit vermogen heeft wel een eigen a priori-principe, namelijk doelmatigheid, dat ons er in het algemeen toe brengt de natuur zo te beschouwen, alsof een verstand de grond van de eenheid in de verscheidenheid van haar empirische wetten bevat. Omdat het om een a priori-principe gaat, is een kritiek van dit vermogen wél mogelijk.
Die kritiek begint met de ‘afzondering’ van het a priori-moment uit het empirische gevoel van lust en onlust, zoals ze eerder de a priori-momenten afzonderde uit het kenvermogen sec (de Kritiek van de zuivere rede) en het vermogen tot begeren (de Kritiek van de praktische rede). Het resultaat daarvan vormt het eerste deel van de Kritiek van het oordeelsvermogen.
Reflexieve oordelen zijn er in twee soorten. De eerste soort betrekt zich dus op het gevoel van lust en onlust, en drukt subjectieve doelmatigheid van dat gevoel uit; de tweede betrekt zich op verstand en rede, en drukt subjectieve doelmatigheid van de natuur uit. De eerste soort bestaat uit esthetische reflexieve oordelen, de tweede uit teleologische reflexieve oordelen. De kritiek van het teleologisch oordeelsvermogen vindt plaats in het tweede deel van het boek. Ik wijs erop dat het ‘alsof’ van de eenheid in de verscheidenheid van de empirische wetten van de natuur zich mutatis mutandis ook betrekt op het gevoel van lust en onlust, en niet alleen op het verstand en de rede, wat je in eerste instantie zou denken.
Esthetische oordelen zijn er ook weer in twee typen. Met het oordeel 'A is mooi' drukken we een lust uit in de harmonie van verbeeldingskracht en verstand bij de apprehensie, of het ‘opvatten’, van het object, die ons dat object als doelmatig voorstelt. Omdat die doelmatigheid zuiver formeel is – er is geen belang, geen doel, geen zintuiglijkheid mee gemoeid – is het oordeel algemeengeldig en constitutief. Met het oordeel 'A is mooi' eisen we – Kant gebruikt hier het woord zumuten – dat iedereen ons oordeel onderschrijft. Over smaak valt wel degelijk te twisten, aldus Kant. In de Kritiek van de zuivere rede wilde Kant de vrijheid redden, in de Kritiek van het oordeelsvermogen wilde hij het classicisme á la Winckelmann – edle Einfalt, stille Grösse – transcendentaal funderen en daarmee beschermen tegen de opkomende ‘stormvloed’ van de Sturm und Drang, de voorbode van de romantiek. Met het oordeel ‘A is verheven’ drukken we eigenlijk onlust uit als gevolg van de disharmonie tussen verbeeldingskracht en rede. ‘Verheven’ of ‘subliem’ is iets in vergelijking waarmee al het andere nietig is. De rede heeft er begrippen voor, de zogenoemde ideeën, maar de verbeeldingskracht blijft altijd in gebreke, ‘kan er niet bij’. Die onlust kan omslaan in lust als de bovenzintuiglijke ideeën de gegeven ervaring in een perspectief van totaliteit plaatsen, en zo doelmatigheid geven. Dankzij de rede weten we dat we als morele wezens vrij zijn, niet ondergeschikt aan de wetten van de natuur. Zo weten we dat het verhevene, het allergrootste in de natuur, in laatste instantie geen macht over ons heeft. Ook op die manier kan onlust verkeren in lust.
Kant zegt dat het ontwikkelen van smaak de ontvankelijkheid van de geest voor het morele gevoel bevordert: het schone en verhevene zijn ‘doelmatig met betrekking tot het morele gevoel’.
Teleologische oordelen zijn een aangelegenheid van het reflexieve oordeelsvermogen als dienstmaagd van verstand en rede. Ze hebben de vorm 'A is een natuurdoel', wat betekent dat we voor de verklaring van A moeten uitgaan van een dubbele causaliteit: er is een oorzaak van het object als gevolg, en tegelijk staat de voorstelling van dat gevolg, het object, aan de basis van die oorzaak. Het lijkt alsof de natuur het object, een organisme, met opzet doelmatig heeft gevormd, alsof het een doel van de natuur is. Hier scheidt de kritiek het mechanisme van de natuur van de doelgerichtheid die we haar moeten toeschrijven. Dit teleologisch oordeelsvermogen stelt ons in staat de hele natuur te beschouwen als doelmatig, gericht op een einddoel, namelijk de moreel handelende mens. Die mens verwerkelijkt in zijn moreel handelen het doel van de schepping, en maakt die schepping al doende zedelijk.
Ik parafraseer Kant: het verstand laat het bovenzinnelijke substraat onbepaald, het oordeelsvermogen geeft dat substraat bepaalbaarheid, en de rede zorgt voor de bepaling.
Zo valt alles op zijn plaats. De brug is geslagen.
Ik recapituleer: de ervaring van het verhevene wijst op gevoeligheid voor het zedelijke, de ontvankelijkheid voor het schone vormt het voorportaal van het zedelijke, en het teleologische oordeelsvermogen stelt ons in staat de natuur te zien als een doelmatig proces, dat door de zedelijk handelende mensheid ergens in de eeuwigheid rust vindt in een verzedelijkte kosmos.
Willem Visser vertaalde samen met Jabik Veenbaas de drie Kritieken en de Prolegomena van Kant. Daarnaast vertaalde hij Hegels Fenomenologie van de geest en Hoofdlijnen van de rechtsfilosofie (2014)
Lees hier meer artikelen over Kant.