‘We moeten ons denken in water onderdompelen’
René ten Bos over zijn gloednieuwe boek Water
Is het negeren van het water-thema iets van deze tijd?
Nee, mensen hebben altijd neergekeken op alles wat met de zee te maken had. Als Socrates in de eerste zin van De staat afdaalt naar de haven − er zit al veel in dat woord ‘afdalen’ − om daar te discussiëren met het havenvolk, is dat eigenlijk onvoorstelbaar voor die tijd. In de haven woont minderwaardig volk: hoeren en zeelieden. En nog steeds, in Nijmegen staat het waterkwartier niet per se bekend om zijn charmes.
Wat ik juist wil laten zien met dit boek is mijn grote verwondering dat de westerse filosofie wel begonnen is met water, maar dat het onderwerp daarna weggemoffeld is. Dat vind ik raar. In de Chinese filosofie staat water veel centraler. Het grootste verschil is dat in de westerse filosofie men heel abstract is gaan denken. We zijn als het ware ‘droog’ gaan denken. Dat begon al heel vroeg: Herakleitos schreef: ‘Alleen een droge ziel kan denken’. Water werd al heel vroeg in de geschiedenis van de filosofie als gevaarlijk beschouwd. Bij Plato zie je dat heel sterk. Hij had minachting voor de visserijtechniek, terwijl hij jagerstechnieken juist verafgoodde. Een visser hoefde zijn lijn alleen maar uit te gooien, een jager daarentegen moest vertrouwen op echte bekwaamheid.
Hoe wilt u het discours over water beïnvloeden?
De kloof tussen hoe enerzijds de wetenschap en anderzijds de filosofie over water spreekt, is verbazingwekkend groot. De filosoof denkt doorgaans precies te weten wat water is, en dat bedoel ik niet positief. Er wordt nauwelijks geluisterd naar wetenschappelijke bevindingen. En voor die wetenschappers is water nog steeds een mysterie, een maf iets. Dat dringt amper door in de politiek, maar ook nauwelijks in de filosofie. Daardoor wordt water niet altijd in het juiste perspectief gezien. Ik claim niet dat wetenschappers ons moeten vertellen wat iets is, maar ik heb wel geprobeerd om de wetenschappelijke verklaring van water in begrijpbare taal te verwoorden. Hopelijk is dat een eerste stap in het oplossen van het communicatieprobleem dat er is tussen wetenschap en samenleving. Wetenschappelijke bevindingen kunnen leiden tot meer nadenkendheid als het over water gaat.
Hoe is die kloof tussen de wetenschap en de rest ontstaan?
Water werd tot eind zeventiende eeuw gezien als een element, als iets wat niet samengesteld is uit iets anders. De wetenschap heeft die visie vermorzeld. Water bleek geen element te zijn, maar een molecuul: het is samengesteld uit atomen. De voorstanders van de elemententheorie zeggen dat de wetenschap het mysterieuze aspect van water weggehaald; het is beheersbaar geworden. Daarbij vergeten ze echter hoe eigenaardig dat molecuul is. Het watermolecuul blijkt bijvoorbeeld weinig innerlijke samenhang te hebben: de afzonderlijke atomen in water willen eigenlijk niet bij elkaar zijn. Je kunt het zien als een huwelijk waarbij twee van de drie zich het liefst alleen maar met anderen willen verbinden. Daardoor heeft water allerlei merkwaardige eigenschappen. Het stolt bijvoorbeeld van boven naar beneden en het kook- en vriespunt liggen ver uit elkaar. Het mysterie rond het water is dus nooit volledig opgeheven nadat het tot molecuul gebombardeerd werd. Ook niet door de wetenschap. We kunnen dus nog steeds gedichten over water schrijven en goddank doen we dat ook.
Wat betekent het geofilosofische aspect voor dit verhaal?
Het geofilosofische inzicht komt van Gilles Deleuze en Félix Guattari. Zij stellen dat kennis niet tot stand komt door een subject-object verdeling, zoals voor hen gedacht werd in de westerse filosofie, en dat de essentie van de filosofie altijd buiten de filosofie zelf ligt. Ze geloven dat er nog iets meespeelt bij het ontstaan van kennis, namelijk het landschap. De werkelijkheid, in dit geval het water, denkt mee. De zee denkt mee. In andere woorden: de zee heeft invloed op ons denken. De centrale vraag in mijn boek is dan ook: hoe heeft het water de mensen en vooral de filosofen wel en niet laten denken?
Water speelt een ambivalente rol in ons denken. Enerzijds is zij de bron van het leven: alle scheppingsverhalen beginnen met de oersoep. ‘La mer, c’est la mère’, de zee is de moeder. Anderzijds is water levensbedreigend. De Grieken waren doordrongen van die ambivalentie. Ze waren bekend met tsunami’s. Plato’s Atlantis-verhaal is hier mogelijk zelfs een reactie op.
Is Water een somber boek?
Ja, zeker. Ik doe niet mee aan optimisme. De zee gaat naar de klote, en de visserij ook. Ik geloof niet zo in al die duurzaamheidsdiscussies, want de belangrijkste vraag gaat men systematisch uit de weg: kunnen we een gezonde waterpolitiek krijgen in een kapitalistisch systeem? Ik denk van niet. De meeste import en export gaat over zee. Of denk aan die bulk plastic op zee. Dat is niet zomaar op te ruimen. Het plastic is al lang afgebroken, opgegeten door vissen, en belandt op ons eigen bord. Allerlei vissoorten sterven in moordend tempo uit. Maar ja, er is niet één iemand verantwoordelijk voor de zee, we zijn allen eigenaar van het water. Dat maakt het zo lastig.
Over René ten Bos
René ten Bos (1959) is hoogleraar filosofie aan de faculteit der Managementwetenschappen van de Radboud Universiteit. Hij publiceerde bij Boom onder meer Het geniale dier (2008) en Stilte geste stem (2011).