Column Er zijn
Door Daniël Vis
Ik heb, denk ik, meer woorden voor mijn lichaam, dan een lichaam. Ik bedoel: de woorden liggen op me als een mantel, dekken me af. Wie met me naar bed gaat, raakt die woorden aan, en dan pas, in tweede instantie, een terugdeinzend lichaam, heeft seks met taal. En ook ikzelf, van binnenuit, raak mezelf als woord.
Alles heeft een naam en wordt gezegd en de namen raken de dingen, maar nemen ook een afstand in. Een psycholoog moest ooit lachen toen ik zei 'ik wil m'n lichaam zien als meer dan een vervoermiddel.' Geen grap, ik meende het. Ze had moeten vragen 'een vervoermiddel waarvan?'
Ik zeg 'terugdeinzend' omdat ik me in de woorden veilig voel, veiliger dan in het lichaam. Over jezelf spreken als het gevolg van observatie; er is iets dat zich zus en zo gedraagt. Jezelf te vertellen als een spreken over. Dit staat in een wederkerige relatie tot elkaar. De spreker beïnvloedt waarover hij spreekt, en wordt door het besprokene en gesprokene beïnvloed.
Ze had moeten vragen 'wat is er onveilig aan je lichaam?'
Ik heb een ex die, hoog aan de binnenkant van haar rechterdijbeen, een geometrisch vormgegeven litteken heeft. Bijna een hashtag – de sporen van herhaalde automutilatie. 'Waarom?' vroeg ik, ze zei, 'om iets te voelen.'
Nu denk ik: de geest is in staat zich zo ver terug te trekken dat alleen aan het lichaam toegebrachte pijn de aanwezigheid bevestigt. De aanwezigheid van wat? Het menselijk object als één; alsof het lichaam van de geest een zintuig is, en andersom. 'Ik ben hier,' opnieuw te maken tot een nauwelijks uit elkaar te trekken zin.
George Oppen schrijft in het gedicht 'World, World – ':
Soul-searchings, these prescriptions,
Are a medical faddism, an attempt to escape,
To lose oneself in the self.
Is het een verdwalen, het niet aflatende zelfonderzoek, de totale onderdompeling in een zelf-begrip? We verliezen iets. Het talige ding dat ik om me heen draag is een ersatz-zelf,
en meer dan dat; een voodoopop van woorden, een fetisj, en de anderen en ik, we hebben naalden. De veiligheid, met andere woorden, die ik ervaar in de vertaling van mijzelf, is schijn. Geboren uit een gelukkig lijkend huwelijk tussen de opdracht tot zelfonderzoek en mijn eigen liefde voor taal en de voortvloeiende ervaring dat ik mij met woorden beter kan verdedigen, dan met mijn lichaam.
The self is no mystery, the mystery is
That there is something for us to stand on. (Oppen, World, World – )
Oppen roept ons terug, terug de wereld in. Zijn poëzie nadert tot een taal die het in de wereld zijn werkelijk uitdrukt, de ervaring van aanwezig zijn werkelijk zegt. Het is bijna een stoppen te spreken, terwijl ze gelijktijdig juist daarmee de kracht van taal toont. We willen onze ervaringen vertalen, we willen onszelf vertalen. Oppens poëzie vertaalt met medeweten van het gevaar in die vertaling te verdwalen.
Clarity
In the sense of transparence,
I don't mean that much can be explained.
Clarity in the sense of silence. (Oppen, Of being numerous 22)
Een begrijpend zwijgen. En, toegepast op onze seks, het opnieuw vinden van een, op woordloze geluiden na, stille tast.