Schelling als rebels genie
Tot de groep behoorden verder schrijvers en dichters (Novalis, en de al wat oudere Goethe en Schiller), filosofen (Fichte, Hegel), literaire critici (de broers August Wilhelm Schlegel en Friedrich Schlegel) en wetenschappers (Alexander von Humboldt). Ze troffen elkaar met grote regelmaat in het huis van August Wilhelm Schlegel, om te eten, te drinken, te roddelen, maar vooral om eindeloos met elkaar te discussiëren. Spil van het gezelschap was de charismatische, intelligente en vrijgevochten Caroline, vrouw van August Wilhelm. Ook de amper twintig jaar oude Friedrich Schelling nam enthousiast aan de gesprekken deel en begint en passant een affaire met Caroline.
Aanvankelijk trad Schelling in de voetsporen van Fichte, die in die jaren in Jena furore maakte. De colleges van Fichte trokken bomvolle zalen. Fichte zette er zijn radicale ideeën over het ik uiteen: het ik is volgens hem het begin en einde van alles: zonder ik zou er geen wereld zijn. Schelling onderschreef dit als startpunt, maar zag er al snel de tekortkoming van in. De natuur kwam er bij Fichte wel heel bekaaid af: ze bestond alleen in de hoedanigheid van niet-ik. Schelling ontwikkelde daartegenover zijn natuurfilosofie.
Voor Schelling vormden natuur en geest, het reële en het ideële een eenheid. Zoals de mens eenheid van lichaam en geest is, zo heeft de materie in de natuur ook een geestelijk aspect. Alexander von Humboldt, die ook in Jena was, werd duidelijk geïnspireerd door Schellings ideeën. Von Humboldt zou later tot de belangrijkste natuuronderzoeker van de 19e eeuw uitgroeien (Andrea Wulf schreef een prachtige biografie over hem: De uitvinder van de natuur).
Iedereen die door Rebelse genieën geboeid is geraakt, kan ik aanraden Schellings Over het wezen van de menselijke vrijheid te lezen, dat onlangs bij Boom is verschenen. Schelling, die erom bekend staat voortdurend nieuwe filosofische perspectieven te ontwikkelen, slaat in dit traktaat weer een nieuwe weg in. Dit keer met donkere ondertonen: hoe is het kwaad in Gods schepping te verklaren? Schelling beargumenteert dat in God weliswaar niet het kwaad is, maar dat het kwaad als mogelijkheid in de schepping als het ware ingebakken zit.
Het kwaad komt in de wereld als de grond (lees: materie), die op zichzelf noodzakelijk is voor de existentie van de schepping, zijn dienende rol ten opzichte van de geest (logos) verzaakt, en de geest onderwerpt ten dienste van zijn eigen belang. In de mens komt de schepping tot zelfbewustzijn, en daarmee valt aan de mens volgens Schelling een belangrijke rol toe: anders dan de rest van de natuur kan de mens in vrijheid kiezen voor ofwel een vitale, ofwel een geperverteerde verhouding tussen grond en geest. Daarmee krijgt de mens in zekere zin de verantwoording voor de inrichting van de schepping.
Over het wezen van de menselijke vrijheid is een sleuteltekst in het oeuvre van Friedrich Wilhelm Joseph Schelling en een van de hoogtepunten van het Duitse idealisme. In dit beroemde werk, dat voor het eerst verscheen in 1809, laat Schelling zien dat menselijke vrijheid alleen begrepen kan worden als wij ook de keerzijde ervan, het kwaad, meedenken.