Meld je aan voor de nieuwsbrief van Boom Geschiedenis.
De tweedelige, monumentale Hitler-biografie van Ian Kershaw is veel meer dan een nauwgezette reconstructie van het leven van de nazileider. De Britse historicus constateerde dat de Führer aan zijn Weltanschaaung ‘zijn niet-aflatende drijfkracht’ ontleende. Zijn onderzoek naar Hitlers ideologische obsessies in samenhang met in de Duitse samenleving levende verwachtingen en drijfveren, leverde fundamenteel nieuwe inzichten op. Kershaw richtte zich niet zozeer op de persoonlijkheid van Hitler, maar op de essentie van zijn macht. Om de interne dynamiek en ontketende krachten van het Derde Rijk te kunnen begrijpen verwees Kershaw naar een stelregel die een nazibestuurder ooit formuleerde. Dit basisprincipe hield in dat iedereen de plicht had ‘in de geest van de Führer hem tegemoet te werken’ zonder orders van hogerhand af te wachten. Dit maatschappelijke gebod beschouwde Kershaw als de sleutel tot begrip van de specifieke wijze van functioneren van het bestuurssysteem van de nazi’s. Uiteindelijk werkte bijna iedereen mee aan de voortdurende radicalisering van het regime om zo de doelstellingen van Hitler te realiseren. Kershaws onovertroffen inzicht is cruciaal om het wezen van het Derde Rijk te begrijpen.
Decennialang werd het fascisme beschouwd als een nihilistische antibeweging zonder werkelijke ideologie of geestelijke grondslagen. De megalomane leiders hiervan zouden slechts door hun niet-aflatende machtshonger en destructieve geweldsfantasieën zijn gedreven. Deze opvatting verklaarde niet waarom het fascisme in vorige eeuw miljoenen geestdriftige aanhangers telde die dikwijls bereid waren tot het brengen van grote persoonlijke offers. Onder invloed van baanbrekende deskundigen op het terrein van het internationale fascisme-onderzoek, onder wie Roger Griffin, veranderde dit. Zij betoogden dat de noodlottige aantrekkingskracht van het fascisme als revolutionaire stroming niet begrepen kan worden zonder zijn utopische idealen te bestuderen. Fascisten wilden een nieuwe samenleving en nieuwe mens scheppen. In zijn studie The Nature of Fascism uit 1991 benadrukte Griffin daarnaast dat het inherent was aan het fascisme dat elk land of volk vroeg om een eigen variant die aansloot bij de nationale context en unieke eigen culturele traditie. Het zijn waardevolle inzichten die ik in eigen onderzoeken bevestigd zag.
Op indrukwekkende wijze beschreef Timothy Snyder de moorddadige politiek van nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie in de zogenaamde bloedlanden in Midden-Europa (Oekraïne, Wit-Rusland, Polen en de Baltische staten) tussen 1933 en 1945. Beide regimes waren samen verantwoordelijk voor de dood van ongeveer veertien miljoen mensen hier. De door Stalin in 1933 kunstmatig opgewekte hongersnood in Oekraïne – door Snyder omschreven als ‘een massamoord met voorbedachten rade’ – kostte uiteindelijk ongeveer 3,3 miljoen mensen het leven. In het ‘Hongerplan’ van de nazi’s was vastgelegd dat in de winter van 1941-1942 ongeveer 30 miljoen Sovjetburgers moesten verhongeren om ruimte te maken voor Germaanse kolonisten. Bij het niet halen van deze genocidale doelstelling speelden morele overwegingen geen enkele rol. Vier miljoen Joden werden in de bloedlanden vermoord in de Holocaust by Bullets, meer dan in de vernietigingskampen. De geplande massaterreur van de sovjets en de nazi’s is alleen verklaarbaar vanuit hun nietsontziende messiaanse utopisme. Door Poetins optreden heeft Snyders meesterwerk helaas ook actualiteitswaarde gekregen.
In Mein Kampf gaf Hitler een uiteenzetting van zijn Weltanschauung waarvan biologisch ‘gefundeerd’ racisme en sociaaldarwinisme de twee voornaamste ideologische pijlers waren. Om pragmatische redenen moest hij zich destijds en ook later over bepaalde onderwerpen, zoals het christendom, op de vlakte houden. Op initiatief van zijn privésecretaris Martin Bormann werden de urenlange monologen die de nazileider tussen de zomer van 1941 en eind november 1944 in besloten kring afstak genotuleerd. Deze niet voor propaganda bedoelde verhandelingen – na de oorlog gepubliceerd onder de titel Hitlers Tischgespräche – geven een onthullende kijk op de opvattingen en doelstellingen van de nazileider. Zo is bijvoorbeeld zijn rabiate haat tegenover het ‘Joodse’ christendom alomtegenwoordig. Hitler verklaarde dat hij het oplossen van ‘het godsdienstprobleem’ (lees: het christendom) na de oorlog beschouwde als zijn ‘laatste levenstaak’ en zinspeelde herhaaldelijk op een gewelddadige afrekening met de Katholieke Kerk. Hitlers Tischgespräche is een belangrijke historische bron die duidelijk maakt dat het radicaliseringsproces van het naziregime na een gewonnen oorlog een nieuwe fase zou zijn ingegaan.
Robin te Slaa (1969) is historicus en auteur van een groot aantal publicaties. Hij doet al bijna twintig jaar onderzoek naar het fascisme en is volgens de Volkskrant ‘een van de grootste experts in Nederland op dit gebied’. Samen met Edwin Klijn werkt hij aan een monumentale trilogie over de geschiedenis van de NSB, waarvan de eerste twee delen inmiddels lovend zijn ontvangen door pers en collega‑historici zoals Geert Mak. Het boek Wat is fascisme? uit 2017 werd geprezen als origineel, diepgravend en toegankelijk. In 2022 verscheen een volledig herziene editie van dit succesvolle boek: Fascisme. Oorsprong en ideologie.