Deze oratie behandelt de modernisering van het rechtsmiddel hoger beroep in strafzaken. Aan de hand van de doelen van het strafprocesrecht, de modernisering daarvan en het materiële strafrecht wordt betoogd dat hoger beroep niet meer vanzelfsprekend zou moeten zijn.
Iedereen is beter af als in eerste aanleg een vonnis bij de rechtbank tot stand komt waarmee alle betrokkenen kunnen leven. Het (correctieve) hoger beroep in het nieuwe Wetboek van Strafvordering moet in dat verband worden aangescherpt. Van de appellant mag worden verwacht dat alle grieven tegen het vonnis in een zo vroeg mogelijk stadium (uitputtend) worden geformuleerd. Onderzoek dient in hoger beroep in beginsel alleen nog plaats te vinden als dat in eerste aanleg redelijkerwijs niet kon worden verricht of niet had hoeven te worden gevraagd. In hoger beroep dient rechtsbijstand voor de verdachte verplicht te worden.
Als uitruil voor een strakker ingericht hoger beroep zou in eerste aanleg de zaak goed onderzocht moeten worden. Verzoeken van de verdediging tot onderzoekshandelingen moeten welwillend worden beoordeeld. Ook dient een vonnis goed te worden gemotiveerd. Dit alles komt de begrijpelijkheid en acceptatie van het vonnis ten goede, zodat een langere rechtsgang wordt voorkomen.
Deze oratie van hoogleraar en cassatieadvocaat Joost Nan is voor de wetgever, wetenschap en rechtspraktijk van belang om het rechtsmiddel hoger beroep in het nieuwe wetboek nader vorm te geven en in te vullen.
Je hebt een zakelijk account nodig om dit product te kunnen bestellen. Je bent nu ingelogd met het e-mailadres: .
Wil je dit e-mailadres gebruiken voor je zakelijk account?
Ander e-mailadres gebruiken voor zakelijk account Huidig e-mailadres gebruiken voor zakelijk account